afb. circa 1542
Ongemerkt, herkeur gekroonde O (11 maart - 30 september 1807)Het stadsbestuur van 's-Hertogenbosch betaalde in 1541/'42 zestig gulden aan de dekenen van de rederijkerskamer Moyses-Bosch als tegemoetkoming in de kosten die deze had gemaakt om deel te kunnen nemen aan het landjuweel te Diest.1 Voor dit landjuweel werd een nieuw blazoen ontworpen, in vooruitstrevende renaissancistische vormgeving, met als belangrijkste voorstelling in het midden de verbeelding van het devies 'In viericheyt groeyende'.2 Dit devies was ontleend aan de naam van de rederijkerskamer, 'Moyses-Bosch' of 'Moyses-Doorne', het brandende maar niet verbrandende braambos uk het oudtestamentische verhaal over de Godsverschijning aan Mozes (Exodus 3 : 2-4).Het blazoen bleef niet bewaard, maar wel een afbeelding ervan in een druk uit 1561 naar tekeningen van Frans Floris. De verbeelding van het devies op het blazoen van 1542 is sterk verwant aan de voorstelling op het bewaard gebleven zilveren insigne van Moyses-Bosch, dat bovendien onder de voorstelling van Mozes die voor de brandende braamstruik zit, ook weer de woorden 'IN VIERICHEYT GROEYENDE' toont. De voorstelling is gevat in een ruitvormige lijst, die is opgebouwd uit renaissancistische versieringsmotieven-rolwerk, ranken, tegen de linker- en rechterhoek mannenfiguren-in de trant van bijvoorbeeld de in Antwerpen werkzame Bosschenaar Cornelis Bos (vergelijk cat. 185). Het is dan ook meer dan waarschijnlijk dat dit insigne werd ontworpen en vervaardigd voor het landjuweel van 1542, en wellicht werd het ook later nog door de leden van Moyses-Bosch als onderscheidingsteken gedragen. Ook het blazoen uit 1542 werd later nog gebruikt, en wel op het landjuweel van 1561 te Antwerpen, waar de Bossche rederijkers een eerste prijs behaalden. Het nieuw ontworpen blazoen van 1561 werd niet meer vergezeld van de genoemde spreuk en was voorzien van een andere versie van dezelfde voorstelling, namelijk Mozes die neergeknield voor de brandendestruik zijn sandaal losmaakt (vergelijk cat. 30).3
Het dunne, met behulp van een stempel geslagen insigne is niet gemerkt, wat dikwijls het geval is bij dergelijk klein en licht zilverwerk. Het zal vermoedelijk wel te 's-Hertogenbosch zijn gemaakt; de techniek van het stempelsnijden was uiteraard bekend en korte tijd later vervaardigde Erasmus van Houwelingen, overigens zelflid van de rederijkerskamer Moyses-Bosch,4 soortgelijke stempels om het insigne van de Lieve Vrouwe Broederschap sneller en goedkoper te kunnen vervaardigen. Ook stilistisch waren de edelsmeden te 's-Hertogenbosch omstreeks 1540 ruimschoots in staat een dergelijk ontwerp te leveren.5 Voor zover bekend, is van het insigne van Moyses-Bosch geen enkel ander exemplaar bewaard gebleven.
| 74 |
Noten | |
1. | Van Zuylen 1861'66 I p. 575; Van der Sluijs 1978, p. 188. |
2. | Van Even 1861, fig. 25; Veldman 1977, p. 128-129. |
3. | Afgebeeld in: Spelen van sinne [...] 1561, Antwerpen (Willem Sylvius) 1562 (zie cat. 30). Hermans 1845, p. 21 en titelplaat; Graas 1990. |
4. | Verreyt 1890, p. 108-109; Graas 1990. De veronderstelling van Verreyt dat Erasmus van Houwelingen de maker zou zijn van het bewaardgebleven insigne en van de stempel die daarvoor werd gebruikt, is onhoudbaar. Erasmus van Houwelingen legde pas in 1549 op vijfentwintigjarige leeftijd zijn meesterproef af en zal daarna zijn toegetreden tot Moyses-Bosch. |
5. | Koldeweij 1985 Gotiek en Renaissance. |
A.M. Koldeweij, In Buscoducis (1990) 74 (nr. 29)